Author Topic: gradatie ernst whiplashlaesie al lang bekend!  (Read 4088 times)

0 Members and 1 Guest are viewing this topic.

melissa

  • Guest
gradatie ernst whiplashlaesie al lang bekend!
« on: 20 February 2007, 16:27:35 »
Bron:  http://66.102.9.104/search?q=cache:zeDJo4fQhIsJ:www.sdnl.nl/advocadur.htm+http://www.sdnl.nl+whiplash&hl=nl&ct=clnk&cd=1&gl=nl

Beide hoogleraren onderzoeken Terharte in tegenstelling tot de genoemde neurologen en psycholoog dagenlang. Enige conclusies uit rapportage d.d. 17.10.\'75 van prof. L.B.W. Jongkees:

\"Naast de Contusie cerebri (hersenkneuzing) is er sprake van een whiplashtrauma, dat wordt bevestigd door het vestibulaire onderzoek: duidelijke invloed van nekbelasting op het ontstaan van nystagmus. Daarnaast allerlei duidelijke centraal vestibulaire afwijkingen: wisselende postiennystagmus, niet vestibulaire nystagmusvorming, gesaccadeerde oogvolgbewegingen, grote verschillen in optokinetische nystagmus naar links en naar rechts, etc.\".
(....)
\"Ik ken het dossier. Essentieel is dat de zaak speelt in 1971. In die tijd nam men aan dat bij schedel en whiplashletsel psychische verschijnselen optreden, die psychogeen zijn. Na 1974 won het inzicht veld, dat deze verschijnselen een organische oorzaak hebben. In 1971 was de conclusie van E.N. Dogeen wel begrijpelijk. Whiplash was in 1971 nauwelijks bekend in Nederland. In de V.S. ligt dat anders. Pas de laatste jaren is bekend dat de verschijnselen die mensen hebben na whiplash en schedelletsel terug te brengen zijn op organische letsels, maar veel kennis daarover bestaat er zelfs nu nog niet. Ik neem echter wel aan dat een hetero-anamnese opgenomen had moeten worden omtrent de psychische situatie. Ik kan niet zeggen dat ik dat altijd doe als ik een rapport moet opmaken. Ik kan er heel goed inkomen dat dr. Dogeen is afgegaan op hetgeen de behandelend arts Morbide geschreven heeft\".

Wat opvalt is dat in de samenvatting van de woorden van prof. Kraakman whiplash- en schedelletsel op één hoop worden gegooid. Ook rijst de vraag of het feit dat de voor een verzekeringsmaatschappij keurende neuroloog Dogeen niet wordt veroordeeld voor precies dezelfde standpuntbepaling, waarvoor Morbide en Chasteen wel veroordeeld worden, wat te maken heeft met een kennelijk belang van verzekeraars. Keuringsartsen keuren immers - toen en nu - vaak in opdracht van en betaald door de verzekeraar en op hun oordeel baseert de verzekeringsmaatschappij de omvang van geleden en te lijden schade. Het oordeel van de medisch adviseur bepaalt de rechtspositie van een verzekeraar tegenover een slachtoffer dat de rechter om een oordeel vraagt, c.q. moet vragen.
(....)
Uit de gedingstukken blijkt dat Kulstee de zaken niet goed, niet to-the-point of onvolledig weergeeft en daarmee de tegenpartijen in staat stelt om in prachtige zinnen grote en kleine leugens aan een almaar groeiende stapel juridisch papier toe te vertrouwen. De tegenpartij kan zich daarom te buiten gaan aan niet terzake doende feiten, suggestieve en tendentieuze opmerkingen, verdraaiingen van feiten, etc.. Er worden bijvoorbeeld lange en dure discussies gevoerd over zaken als de stand van de wetenschap met betrekking tot whiplashtraumata en over andere zaken, die niets met de vordering van Terharte te maken hebben.
(....)
De meesters Sneep en Kulstee overleggen die stukken wel. Door het overleggen van niet terzake doende stukken wordt de aandacht inderdaad van de juridische kern afgeleid. Daarmee wordt de tegenpartij volop in de gelegenheid gesteld om een discussie te beginnen over zaken die niets maar dan ook niets met de erkenning die Terharte wil te maken hebben. Op grond daarvan wordt de rechter jarenlang op een dwaalspoor gebracht of beter misleid met niet terzake doende medische rapporten en diagnoses. Er wordt door verscheidene advocaten op kosten van Terharte uitgebreid en jarenlang schriftelijk en mondeling volledig onnodig geredetwist over de al dan niet gemiste medische diagnose whiplashletsel en de stand van de toenmalige wetenschap met betrekking tot whiplashtraumata.
De gevolgen daarvan houden aan tot en met het arrest van de Hoge Raad met betrekking tot de zaak Dogeen. Dat arrest wordt gepubliceerd in het tijdschrift voor Nederlandse Jurisprudentie 1998 (nummer 20). Op pagina 126 van genoemd tijdschrift staat in de samenvatting: \"Over het in 1970 opgelopen whiplash-letsel\" Dat letsel had en heeft geen donder met de juridische vraag van Terharte te maken. In heel het dossier is geen enkel verwijt van Terharte te vinden, dat zich richt op het niet onderkennen van dat whiplashletsel.
(....)
Terharte\'s verwijten richten zich -zoals reeds bij herhaling gezegd- op het feit dat de gevolgen van een contusie cerebri (hersenkneuzing) ten onrechte in verband werden gebracht met zijn premorbide karakterstructuur (al gevormde karakterstructuur). Na 7 procesjaren komt het recht niet toe aan de essentie van Terharte\'s vordering. Dat komt omdat mr. Sneep het whiplashletsel tegen de zin van Terharte onder de aandacht van de tegenpartij en de rechter brengt c.q. er niets aan doet om de stukken, die door mr. Kulstee al in het geding zijn gebracht er weer uit te halen. Daarmee levert mr. Sneep wederom een bewijs voor het onweersproken feit dat hij de juridische vraag van Terharte niet begrepen, maar wel in rekening heeft gebracht.
(....)
De blikken van de leden en de voorzitter dwalen af. Wordt er wel geluisterd? Een lid frommelt met een elastiekje. Een ander neust in de papieren voor hem. Een derde zit -zij het omzichtig- maar hij zit met een vinger in zijn neus en levert daarmee een bewijs dat ook hij maar een mens is. Terharte wil een aantal recente stukken overhandigen, onder andere het arrest van de Hoge Raad in de zaak Dogeen, dat in het nr. 19-20 van de Nederlandse Jurisprudentie van 1998 is opgenomen. Al in de samenvatting van dat arrest worden de fouten van Kulstee duidelijk. Er staat letterlijk: (essentie) \"Rechtsverwerking op grond van gerechtvaardigd vertrouwen\". Over door Terharte in 1970 opgelopen whiplashletsel zou door de neuroloog Dogeen in 1971 na onvoldoende onderzoek op onnauwkeurige en onzorgvuldige wijze zijn gerapporteerd aan de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke partij. Omdat Terharte zich als gevolg daarvan secundair gevictimiseerd acht, spreekt hij Endogeen aan op grond van onrechtmatige daad.
(....)
Na 6 jaar procederen is Terharte er niet in geslaagd om de essentie van zijn vordering duidelijk te maken. Zijn vordering heeft niets, maar dan ook niets met genoemd whiplashtrauma te maken. Endogeen heeft het woord nooit in de mond genomen, laat staan er zorgvuldig of nauwkeurig over gerapporteerd. Het whiplashtrauma heeft niets met het secundaire victimisatietrauma te maken. Dat zelfs de Hoge Raad de essentie van de vordering volledig mist, heeft niets te maken met Terharte die prima in staat is om duidelijk te maken wat hij vordert en waarom, maar alles met de kleine man met de grote tas, die naast Terharte zit en de grote letselschadeadvocaat Sneep uit Bergen op Zoom.
(....)
De stichting legt -wat de advocaten Kulstee, Sneep en Zwenken niet gedaan hebben prof. R. Kraakman, de getuige-deskundige op wiens oordeel het CMTC haar oordeel gebaseerd heeft- een aantal concrete vragen voor. Prof. Kraakman schrijft in zijn brief d.d. 7 februari 1998 onder andere: \"de wijze waarop mijn standpunt is weergegeven in de beslissing van het CMTC uit 1981 maakt duidelijk dat het hier vrijwel zeker gaat om een door een ander gemaakte samenvatting van hetgeen ik daarover in meer uitgebreide zin heb geformuleerd. Zoals het daar staat, ken ik mijn wijze van formuleren niet terug. Ook in 1981 is hetgeen blijkbaar door mij ten aanzien van het whiplashletsel is geformuleerd, niet zondermeer van toepassing te achten op schedel/hersenletsel. Het bestaan van een \'psycho-organisch post-contusioneel syndroom\' (psychische klachten die hun oorsprong vinden in een hersenkneuzing) was toen al bij de neurologen algemeen bekend\".
(....)
Terharte wendt zich tot zijn lotgenoot prof. dr. Hoksbergen, die met betrekking tot de beslissing van het CMTC stelt dat het Centraal Medisch Tuchtcollege in het geval van Terharte ten onrechte geen of onvoldoende onderscheid gemaakt heeft tussen de contusie en het whiplashletsel. De op advies van de heer Hoksbergen geraadpleegde neuroloog dr. Patijn stelt zich op hetzelfde standpunt. Binnen enige maanden vinden Advocadur en Terharte voldoende argumenten om de waarde van de beslissing van het CMTC als onaanvaardbaar te bestempelen en het licht van de toenmalige wetenschap voor Terharte goed te laten schijnen. Met die informatie zou Terharte een rechtsgang, waarin de rechters hun oordeel tot en met de Hoge Raad op onjuiste feiten uit het oordeel van het CMTC baseerden, bespaard zijn gebleven. Tevens zou Terharte naast alle emoties een immens bedrag aan advocaats-, procureurs-, reis- en andere kosten bespaard gebleven zijn.

Of Terharte na 7 procesjaren en vrijwel aan het eind van de rechtswege, waarin al zijn vorderingen met uitzondering van zijn vordering op de neuroloog Chasteen zijn afgewezen, juridisch zijn voordeel kan doen met die en andere nieuwe feiten en argumenten is een vraag waarop de toekomst antwoord zal geven. Wat wel duidelijk is, is dat de stichting de tijd heeft genomen om naar Terharte te luisteren, de beslissing van het CMTC kritisch te lezen, de samenvatting van prof. Braakman goed te beoordelen, de juiste vragen aan de juiste mensen te stellen en daardoor de juiste antwoorden heeft gekregen. Kortom een aantal \'juridisch ongeschoolde\' mensen, verenigd in een stichting doet wat mr. Kulstee, de letselschadespecialist Sneep en mr. Zwenken nalieten, maar in het belang van Terharte hadden moeten doen. Een teken aan de wand van de verplichte procesvertegenwoordiging.