letselschadeforum

Letselschade => Letselschade => Topic started by: Jan on 25 January 2012, 11:19:43

Title: Declaratie letselschade advocaat Euro 118.697,82 niet bovenmatig hoog
Post by: Jan on 25 January 2012, 11:19:43
AMSTERDAMSE ORDE VAN ADVOCATEN
Amsterdam 17 januari 2012

Inzake: begroting van de declaratie mr Verkruisen
1.1  Mevrouw T.  heeft zich begin 2000 tot Dr. Mr. Verkruisen gezondheidsrecht en letselschade Advocaten gewend in verband met een letselschade tengevolge van een verkeersongeval, haar overkomen in 1996. Ten gevolge van dit ongeval heeft zij een whiplash opgelopen,  waarvoor de Zwolsche (Allianz) aansprakelijkheid had erkend.  Voor het ongeval had mevrouw T. inkomsten als zelfstandig ondernemer genoten. Van deze inkomsten waren de precieze gegevens op dat moment (nog) niet bekend. Deze gegevens zijn alsnog verzameld. Met behulp van een fiscalist zijn jaarstukken en actuariële berekeningen opgesteld ten behoeve van de onderhandelingen. Aanvankelijk is getracht om de zaak buitengerechtelijk te regelen. De verzekeraar (Allianz) bleek echter niet tot betaling van enige schadevergoeding bereid, waarna door mr. Verkruisen  - namens mevrouw T. bij de Rechtbank Utrecht in november 2001 een gerechtelijke procedure tegen Allianz is gestart. Gevolgd is een langdurige procedure.  Uiteindelijk heeft de Rechtbank Utrecht in een deelvonnis van 12 september 2007 mevrouw T. op een groot aantal punten in het gelijk gesteld. Naar aanleiding van dit tussenvonnis heeft Allianz schikkingsbedrag aangebo- den van € 750.000. Dit aanbod is in oktober 2007 door mevrouw T aanvaard.

Aanvankelijk had mevrouw T. zich tot een ander letselschadebureau gewend (letselschadebureau Pals te Emmen. Dit kantoor had haar meegedeeld voor haar een slotuitkering van € 8.813,84 te kunnen bewerkstelligen.

1.3 De werkzaamheden van mr. Verkruisen c.s. ten behoeve van mevrouw T. hebben zich - in totaal - uitgestrekt over een periode van 18 februari 2000 t/m 18 oktober 2007. 1,4 Bij brief van 6 maart 2000 van mr. Verkruisen aan mevrouw T. bevestigt mr. Verkruisen zijn opdracht als volgt. "Met betrekking tot de behandeling van de zaak spraken wij af dat ik een tarief zal hanteren van fl. 750,00 per uur (plus 5 % kantoorkosten en 17,5 % BTW).

Declaratie

2.2  In het kader van deze overeenkomst is door de NLS aan mr. Verkruisen c.s. in 2009 een bedrag van € 118.697,82 betaald.

Totaal te voldoen                                                              € 112.004,57

Klachtprocedure (zaaknummer OS-217A)
2.5       In augustus 2008 is door mevrouw T. bij de Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten een klacht ingediend tegen mr. Vetkruisen wegens (onder meer) excessief declareren en het weigeren om tot begroting van zijn declaraties (aan de NLS) over te gaan.

In zijn uitspraak van 21 april 2009 heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam op deze klacht beslist dat  klaagster belang heeft bij begroting van de declaratie. Hierop is door mr. Verkruisen op 15 september 2009 het onderhavige begrotingsverzoek ingediend.
Bij brieven van 6 april 20 10,22 juni en 11 oktober 2010 heeft mr. Beer (te Amsterdam) namens mevrouw T. de volgende bezwaren - kort samengevat en voor zover van belang voor de begrotingsprocedure - tegen de declaraties naar voren gebracht.
- Een uurtarief van ft. 750,00 in 2000 is zonder meer excessief te noemen.

- Volgens een rapport van januari 2008 van onderzoekers van de Universiteit van Maastricht (opgesteld in opdracht van het Personenschade Instituut van Verzekeraars) hebben de gemiddelde uurtarieven van specialistische en niet- specialistische advocaten zich in de jaren van 2001 tot 2006 ontwikkeld van € 160,11 (in 2001) tot € 194,95 (in 2006).

- Rechtvaardiging van een hoger tarief kan onder meer worden gevonden in de specialistische kennis van de betrokken advocaat. Geen van de advocaten die ten kantore van mr. Verkruisen aan het dossier hebben gewerkt voldoen aan de eisen die op het gebied van letselschade relevante specialistenverenigingen van de Orde van Advocaten (LSA en ASP) aan het lidmaatschap stellen.
-Er is onredelijk veel tijd geschreven en in rekening gebracht.

In zijn brieven van 8 juni 2010 en 19 augustus 2010 stelt mr. Verkuisen:
- De werkzaamheden die voorliggen zijn gefactureerd op 16 februari 2009 en zijn aansluitend door de NLS betaald.
- Voor de vaststelling van het honorarium hebben onder meer de volgende factoren meegewogen. Het betreft een complexe schadestaatprocedure waar lang is geprocedeerd en waar uiteindelijk de hoge schadevergoeding van € 750.000,- is uitgekeerd. Ook zijn de specialistische kennis van de advocaten die aan de zaak hebben gewerkt en de extreme bewerkelijkheid van cliënte aan de orde geweest, alsmede het afbreukrisico voor wie dit soort zaken behandelt. "In totaal is door mij en mijn kantoorgenoten meer dan 300 uur in de behandeling van de zaak gestoken, nog afgezien van de vele, vele uren die zijn opgegaan aan de vele telefoontjes met mevrouw T., die de zaak op zichzelf veelal compliceerden en vertraagden, en die zij in de loop der jaren maar niet meer hebben opgeschreven "
- Het tarief van ft. 750,- in 2000 is niet slechts aangekondigd maar overeengekomen met mevrouw T.
- Tegen de door mr. Beer aangehaalde rapportage zijn veel inhoudelijke en methodologische bezwaren te maken. De uitkomsten van het verzekeraars-onderzoek kunnen daarom bezwaarlijk als maatgevend gelden.

Mr. Beer lijkt nog te willen suggereren dat een advocaat die lid is van een specialisatievereniging, zoals de LSA, een hoger tarief zou mogen hanteren dan iemand die zich niet meer behoeft te specialiseren en de relevante kennis op een bepaald rechtsgebied reeds bezit. Bij mijn weten bestaat er geen bron voor deze regel en overigens was ik (in de tijd dat de Wet BIG werd ingevoerd) universitair hoofddocent gezondheidsrecht aan een juridische faculteit,

Beoordeling
(werkzaamheden, tijdsbesteding, uurtarief, verschotten)
4.1 De raad beoordeelt in het kader van een begrotingsprocedure of een declaratie in de gegeven omstandigheden, mede gelet op het belang van de zaak, de omvang van de verrichte werkzaamheden, de doelmatigheid waarmee deze zijn verricht en het gehanteerde uurtarief, redelijk is te achten. Of het gehanteerde uurtarief redelijk is, hangt van een aantal factoren af, zoals de mate van expertise van de aangezochte advocaat, zijn of haar ervaring en de hoeveelheid tijd die de advocaat heeft besteed aan bepaalde werkzaamheden.
Tenslotte dient steeds te worden bekeken of het uiteindelijke bedrag aan honorarium redelijk is.

(werkzaamheden)
4.2      De werkzaamheden die ten grondslag hebben gelegen aan de te begroten declaraties hebben - in casu - bestaan uit het onderhouden van schriftelijke en telefonische contacten met cliënte, het onderhouden van schriftelijke en telefonische contacten met de wederpartij en derden, het (meerdere malen) verzamelen van financiële gegevens met betrekking tot het inkomen (in het verleden) en de verdiencapaciteit van mevrouw T. (voor de toekomst), het bestuderen van ontvangen informatie (w.o. van de wederpartij), het opstellen van een dagvaarding (met producties), het vorderen van een voorschot bij voorlopige voorziening, het opstellen van (meerdere) processtukken, het bestuderen van (meerdere) processtukken van de wederpartij, het bestuderen van (meerdere) tussenvonnissen, het voorbreiden en houden van een pleidooi in de zaak, het bijwonen van een comparitie en het onderhandelen over en afwikkelen van een (eind)regeling in de zaak. De werkzaamheden hebben zich uitgestrekt over een periode van 18 februari 2000 tlm 18 oktober 2007 (december 2007).

De werkzaamheden over de periode 20 augustus 2001 t/111 18 oktober 2007 worden (afgerond) als volgt gespecificeerd
Telefoon, Correspondentie, Besprekingen met cliënte, Bestuderen stukken en opstellen processtukken, Pleidooi (incl. voorbereiding en zitting), Gecombineerde handelingen, Onderling overleg, Studie (notities). In totaal is 338 uur aan de zaak besteed.

Na kennisneming van het dossier komt de raad met de volgende opmerkingen.
4.3  De tijdsbesteding in de zaak komt de raad - gelet op de aanmerkelijke complexiteit en bewerkelijkheid van de zaak - alleszins redelijk voor. Dit geldt zowel voor de werkzaamheden verricht in de eerste periode (van 18 februari 2000 t/m 28 juni 2001) als voor de werkzaamheden die hebben plaats gevonden in de periode daaropvolgend (van 20 augustus 2001 tlm 18 oktober 2007).
De raad acht de tijd aan geen van de afzonderlijke categorieën van handelingen besteed bovenmatig of onredelijk. De raad acht de tijd besteed aan telefonische contacten niet bovenmatig De raad acht overigens aannemelijk dat, zoals door mr. Verkruisen wordt gesteld, er meer telefonische contacten met mevrouw T. hebben plaats gevonden dan op de specificaties worden vermeld (zo blijkt uit het dossier).
De tijd acht de tijd besteed aan correspondentie redelijk en niet bovenmatig.
De raad merkt daarbij op dat er zich een (aanzienlijk) aantal brieven in het dossier bevinden die niet in de specificaties zijn opgenomen.
De raad acht de tijd geschreven voor het opstellen en samenstellen van de diverse processtukken alleszins redelijk en niet bovenmatig.
Ook de tijd geschreven voor het pleidooi komt de raad redelijk en niet bovenmatig voor.
De tijdsbesteding voor de contacten met de Telegraaf-journalist acht de raad redelijk en voldoende verantwoord. De raad kan. in het kader van een begrotingsprocedure niet vaststellen van wie het initiatief voor de contacten tussen mr. Verkruisen en de Telegraaf-journalist is uitgegaan. Ook de tijdsbesteding voor de onderzoekswerkzaamheden van mevrouw mr. Breekland acht de raad en voldoende verantwoord. Bovendien acht de raad na kennisneming van het dossier de tijd geschreven voor deze werkzaamheden noch
onredelijk noch bovenmatig.

Uit het dossier blijkt voorts dat mevrouw T. van alle stappen in de procedure op de hoogte is gehouden.

De raad stelt tenslotte vast dat alle verantwoorde posten worden gestaafd door de inhoud van het dossier).

(uurtarief)
4.4       Wat de in rekening gebrachte uurtarieven betreft stelt de raad het volgende. Aan de zaak hebben de meerdere advocaten werkzaamheden verricht, allen verbonden aan het kantoor van mr. Verkruisen. t.w. mr. Verkruisen (beëdigd in 1992), mr. Van Driel (beëdigd in 1985), mevrouw mr. Weening (beëdigd in 1999) en mevrouw mr. Breekland (beëdigd in 2006).

De raad neemt als uitgangspunt voor de gehanteerde uurtarieven voor de afzonderlijke advocaten de uurtarieven zoals die blijken uit de bij de declaraties overgelegde specificaties.
Uit de specificaties behorend bij de declaratie van 16 februari 2009 blijkt dat voor mr. Verkruisen (beëdigd in 1992) een uurtarief in rekening is gebracht van€ 320,00 (exclusief kantoorkosten en BTW), voor mr. Van Driel (beëdigd in 1985) een
uurtarief van € 310,00 (exclusiefkantoorkosten en BTW), voor mevrouw mr. Weening-Bootsma (beëdigd in 1999) een uurtarief van € 215,00 en voor mevrouw mr. Breekland (beëdigd in 2006) eenzelfde tarief van € 215,00 (exclusief kantoorkosten en BTW).

De raad acht deze uurtarieven, in aanmerking genomen de voor de behandeling van een zaak als de onderhavige benodigde inzet en expertise, noch onredelijk noch ongebruikelijk.

Uit het dossier (m.n. uit de opdrachtbevestiging van 6 maart 2000) blijkt dat bij de aanvang van de werkzaamheden een tarief is overeengekomen  van Nlg 750,- (is e 340, (0) per uur.

Waar een tarief is overeengekomen bij aanvang van de opdracht, staat het de Raad niet vrij om in plaats daarvan een ander - lager - tarief tot uitgangspunt te nemen.

Wél kan een rol spelen dat het totaal van de declaraties onredelijk wordt bevonden omdat bijvoorbeeld werkzaamheden zijn verricht door een advocaat tegen een (overeengekomen) hoog tarief, en aannemelijk is dat deze (niet-gespecialiseerde)
advocaat aan deze werkzaamheden aanmerkelijk meer tijd heeft besteed dan van een advocaat die een dergelijk hoog tarief in rekening brengt mag worden verwacht. Waar in casu mevrouw T. geen concrete voorbeelden noemt van werkzaamheden die een gespecialiseerd advocaat achterwege zou hebben gelaten of, met een aanzienlijke lagere tijdsbesteding zou hebben verricht, kan de vraag of in het onderhavige geval mr. Verkruisen en zijn kantoorgenoten als specialist mogen worden aangemerkt buiten beschouwing blijven.

Of het uiteindelijk in rekening gebrachte honorarium een rentecomponent inhoudt (dan wel rnàg inhouden) of niet, acht de Raad in casu niet van betekenis, nu van het begin af aan een honorarium in rekening is gebracht dat gelijk is aan - danwel lager is dan - het tussen mr. Verkruisen en mevrouw T. overeengekomen uurtarief: en de Raad voorts het in totaal in rekening gebrachte bedrag niet onredelijk acht,

De raad acht wel opmerkelijk dat voor mevrouw mr. Breekland, destijds stagiaire (beëdigd in 2006), eenzelfde tarief in rekening wordt gebracht als voor mevrouw mr. Weening-Bootsma (beëdigd in 1999). De raad acht een uurtarief van € 215,00 voor een stagiaire aan de hoge kant. De raad acht dit echter voor het totaal van de begroting van ondergeschikt belang mede omdat ook werkzaamheden zijn verricht die niet in de specificaties vermeld staan.

Al met al is de raad van oordeel dat in de hoogte van de gehanteerde uurtarieven, in combinatie met het daaruit - gezien de tijdsbesteding in de zaak·- resulterende eindbedrag van de declaratie, geen aanleiding is te vinden om het eindbedrag van de
declaratie lager te stellen. Tenslotte neemt de raad bij de beoordeling - in zijn geheel - in aanmerking het langdurige tijdsbestek waarover de behandeling van de zaak zich heeft uitgestrekt en het uiteindelijk behaalde resultaat in de zaak.

Voor de volledigheid wil de raad - in casu - echter wel enige opmerkingen ten aanzien van de in rekening gebrachte posten maken.
Voor zover deze kosten rechtstreeks verband houden met de procedure - zoals de griffierechten, kosten uittreksels en procureurskosten en dergelijke - acht de raad het vanzelfsprekend dat deze kosten uiteindelijk ten laste van mevrouw T. komen. Voor de kosten voor het verkrijgen van de overige (voor de procedure benodigde) informatie geldt hetzelfde. De post procureurskosten komt de raad alleszins redelijk voor. De VlAS-kosten komen de raad met het oog op het dossier - qua tijdsbesteding en uurtarief - eveneens redelijk voor. Hetzelfde geldt voor de kosten voor de actuariële berekening.

4.6 Het vorengaande geeft de raad dan ook geen aanleiding om de declaratie van mr. Verkruisen van 16 februari 2009 (aan de NLS) te matigen.

Slotsom

De raad begroot de declaratie (einddeclaratie) van 16 februari 2009 conform die declaratie.