Author Topic: Defensie zwalkt in schaderegeling PX 10  (Read 4468 times)

0 Members and 1 Guest are viewing this topic.

Jan

  • Algemene moderator
  • Senior
  • *****
  • Posts: 476
Defensie zwalkt in schaderegeling PX 10
« on: 20 October 2008, 13:46:58 »
Per fax en gewone post
Ministerie van Defensie
Postbus 20703
2500 ES Den Haag                                                                                                                                             
T.a.v. de heer mr A.J.M. van D.


Den Haag,       17 september 2008         
Ons kenmerk: JB RB 060606/1141PS - E
Uw kenmerk:  2008-0235 JDV/08/2359
               

   
   
Geachte heer Van D.

Ik refereer aan uw brief van 3 september 2008.

Defensie heeft bij brief van 10 juni 2008 schriftelijk bevestigt een voorschot op het smartengeld van
€ 25.000,00 over te zullen overmaken ten gunste van mijn cliënt.

Bij brief van 12 augustus 2008 geeft Defensie aan:

“ Er is reeds een voorschot van € 25.000,00 terzake het smartengeld betaald. Er zal daarom opdracht worden verstrekt om ter completering van de schadepost immateriële schade aanvullend € 25.000,00 te betalen”.

Bij brief van 4 juli 2008 geeft de behandelaarster van dit dossier aan dat zij voor de smartengeldvergoeding van mijn cliënt aansluiting zoekt bij de nummers 586 (€ 46.800,00) en
589 (€ 50.000,00) van de ANWB smartengeldbundel.

Deze voorschotten op het smartengeld, door Defensie uitdrukkelijk benoemd, zijn door cliënt ontvangen en hebben inmiddels een bestemming gekregen. Cliënt beschikt niet meer over dat geld.

Bij brief van 3 september 2008 meldt Defensie geheel onverwacht dat de verstrekte voorschotten op het (benoemde) smartengeld van € 50.000,00 moeten worden aangemerkt als voorschotten onder algemene titel (…). Tevens behoudt Defensie zich het recht voor om voorschotten terug te laten terugvorderen (…), indien blijkt dat het totaal aan voorschotten de totale schade overschrijdt.

Het bedrag van € 50.000,00 dat inmiddels door cliënt is uitgegeven en zonder enig voorbehoud als smartengeld was bestempeld moet nu dus worden verrekend met toekomstige materiële schadeposten tot een beloop van € 50.000,00.

Het komt er feitelijk op neer dat cliënt de (toekomstige) ongevalsgerelateerde uitgaven tot een beloop van € 50.000,00 uit eigen middelen moet gaan betalen (zijn FLO inkomen is thans € 1.500,00) doordat Defensie kennelijk geblunderd heeft.

Cliënt is dus niet alleen een dodelijk slachtoffer van een onrechtmatig nalaten van zijn werkgever Defensie, doordat hij jarenlang onbeschermd met kankerverwekkende stoffen heeft gewerkt, maar komt bovendien thans ernstig in financiële moeilijkheden omdat hij een schadepost van € 50.000,00 voor eigen rekening mag gaan nemen, doordat Defensie eerst tot tweemaal toe overduidelijk aangaf een voorschot van € 25.000,00 op het smartengeld te bevoorschotten en Defensie daar later op terug komt en zelfs terugvorderingacties bij cliënt aankondigt.

Woorden van afkeuring schieten mij te kort. Elke Schadeverzekeraar in Nederland is een dergelijke handelwijze absoluut niet toegestaan laat staan de Staat der Nederlanden.

Naar mijn inschatting zal zowel de bestuursrechter als de civiele rechter (waarover hier onder meer) met deze handelwijze van Defensie korte metten maken.

Deze zaak is diep triest voor wat cliënt is overkomen. Daar komt thans een "knullige" schaderegeling van Defensie bij. Dit kunnen we niet hebben!

Voorschotten op het smartengeld mogen niet worden verrekend met de materiële schade. Dat is vaste jurisprudentie in Nederland.

Ik noemde reeds in één van mijn vorige brieven het arrest van de Hoge Raad inzake het wrongfull birth arrest: Immateriële schadeposten mogen niet met materiele schadeposten worden verrekend.

Dat een overschot aan immateriële schadevergoeding niet aan de materiële schade kan worden toegerekend blijkt overigens ook uit het arrest van de Centrale Raad voor Beroep van 28 juni 2007. Nota bene het arrest waar uw dossierbehandelaarster zelf naar verwijst.

Voorzover ik dit arrest van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2007 op deze casus betrek, concludeer ik tot een ongenuanceerde uitleg van uw dossierbehandelaarster.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt:

“In beginsel geldt dat de Bijzondere Invaliditeit Verhoging (BIV) is bedoeld als een compensatie voor smartengeld. Die uitkomt zal als bindend moeten worden aanvaard, tenzij er bijzondere feiten of omstandigheden naar voren komen op grond waarvan de betrokken norm klaarblijkelijk niet leidt tot een billijk resultaat”.

En verder:

“dat aan de BIV- uitkering de gebruikelijke betekenis moet worden ontzegd als er bijvoorbeeld sprake is vanwege een door een ziekte beperkte levensverwachting. Voorts wanneer een periodieke uitkering onvoldoende zou aansluiten bij de aard van het letsel en het daaruit voortvloeiend lijden van betrokkene”.

Cliënt heeft nog enkele jaren te leven nu er sprake is vanwege een door een ziekte beperkte levensverwachting. De schuld daarvoor ligt bij Defensie en u hebt daarvoor ook aansprakelijkheid erkend bij brief van 10 juni 2008.

Een BIV-uitkering zal, zoals door mij globaal is becijferd, op jaarbasis € 6.000,00 bedragen. Uitgaande van de levensverwachting van 3 jaren, ontvangt cliënt verspreid over 3 jaren (..) € 18.000,00 aan smartengeldvergoeding.

Bestudering van de smartengeldrechtspraak leidt tot het inzicht dezerzijds dat cliënt rechtens aanspraak kan maken op een bedrag van € 200.000,00. Mijn visie is in dat opzicht volledig medisch onderbouwd door Dr. Grubben, orthopedisch chirurg en medisch adviseur van Letselschade Haaglanden.

In zijn rapport van 13 augustus 2008 geeft Dr. Grubben aan dat de door mij aangehaalde smartengeld-uitspraak vergelijkbaar is met de situatie van mijn cliënt.

Dat gaat niet op met betrekking tot de smartengeldnummers die uw dossierbehandelaarster noemt. Met name de zeer korte levensverwachting in die gevallen van circa 2 maanden bij deze asbestslachtoffers staan in geen verhouding tot de levensverwachting van drie jaar waarvan bij cliënt sprake is. Bovendien gaat het bij asbestzaken veelal om genormeerde bedragen.

Het hoeft toch geen nader betoog dat het inroepen van de aanvankelijke overwegingen van het arrest van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2007 op deze casus niet van toepassing kan zijn omdat de uitkomst daarvan tot een onbillijk resultaat leidt.

Het ging overigens in dit arrest om een relatief jonge militair die levenslang een periodieke uitkering op grond van de BIV zou ontvangen. Wederom een klein nuanceverschil!

Het maakt nogal een verschil of men een maandelijkse gespreide ambtelijke smartengeldvergoeding ontvangt van € 500,00 of men bij de civiele rechter een bedrag ineens van € 200.000,00 verkrijgt.

Zoals bekend wens ik terzake het smartengeld eveneens een suppletie op basis van de wettelijke rente. Ik herhaal dat in juni 2006 de Kolonel Ter Zee Arts/Internist aan de Arbo-arts van de Marine schriftelijk kenbaar maakte dat cliënt kanker had opgelopen en dat er een duidelijk verband was met zijn werkzaam-heden bij de Marine.

Defensie wist of behoorde te weten dat hier sprake was van een zeer ernstige aandoening gerelateerd aan beroepsmatige werkzaamheden bij de Marine. Defensie deed evenwel niets. Vanaf dat moment treedt er verzuim in.

Rechtens geldt derhalve dat naast vergoeding van smartengeld dit moet worden gesuppleerd met de wettelijke rente over het gehele smartengeldbedrag vanaf het moment van het ontstaan van deze vordering, of wel juni 2006! Mogelijk zelfs vanaf datum arbeidsuitval.

De verwijzing van uw dossierbehandelaarster naar een arrest van de Centrale Raad van Beroep wanneer de wettelijke rente in gaat is een geheel andere casus, nu daar andere feiten en omstandigheden spelen.

De wettelijke rente is door mij becijferd op € 25.000,00 waarmede de totale smartengeldvordering uitkomt op € 225.000,00.

Ik ben nog steeds de mening toegedaan dat cliënt op grond van onrechtmatige daad zijdens Defensie  zijn schade bij de civiele rechter kan vorderen.

Ziet u in dit verband:

-   het arrest van de Hoge Raad van 17 december 1999, NJ 2000,87 (Groningen/Raatgever)
-   het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2002, NJ 2003/617 (Zevenbergen/Staat der Nederlanden).

In mijn brief van 30 juni 2008 verwees ik u al naar het arrest van de Hoge Raad NJ 1992/714.

De Hoge Raad oordeelde in deze zaak, die veel overeenkomsten vertoont met de onderhavige casus, dat er zonder meer een gerechtvaardigde reden aanwezig is om tot directe vergoeding over te gaan van het totale smartengeld en daarnaast een voorschot op de te verwachten kosten, omdat de levensverwachting van het slachtoffer aanzienlijk was bekort.

Ik heb uw dossierbehandelaarster in het betoog van dit arrest verzocht om een voorschot, niet alleen op mijn kosten, maar bovendien ook op de te verwachten kosten die cliënt heeft gemaakt en zal maken. Niet ter discussie kan staan dat cliënt bijvoorbeeld hoge telefoonkosten heeft, al maanden lang huishoudelijke hulp heeft, etc.

Juist daarop speelt Hoge Raad NJ 1992/714 in door te stellen dat een voorschot op de te verwachten kosten wenselijk is. Uw dossierbehandelaarster wenst daar geen gevolg aan te geven en verzoekt om een schadestaat met bewijsstukken.

Ik ben niet voornemens om in te gaan op de ongenuanceerde kritiek die uw dossierbehandelaarster meent te moeten spuien op mijn declaraties. U bent in het bezit van een verrichtingenlijst die voor zich spreekt. Ik ben niettemin bereid, indien er op een beleefde manier vragen worden gesteld, om een nadere en zakelijke toelichting te geven.

Ook mijn medisch adviseur heeft zich gestoord aan het optreden van uw dossierbehandelaarster, nu zij vindt dat mijn medisch adviseur te lang aan literatuurstudie heeft gedaan. Had Defensie overigens vanaf 2006 haar zaken niet voor elkaar moeten hebben in plaats van te wachten op het uitstekend en uitvoerig rapport van mijn medisch adviseur van maart 2008?

Deze zaak duurt cliënt en ondergetekende te lang. Cliënt heeft er zonder uitzondering belang bij dat zijn zaak spoedig wordt geregeld. Mijn cliënt door het ABP in het vooruitzicht gestelde langdurige procedure doet aan zijn zaak geen recht. Een schadestaat is in mijn bezit.

Alvorens een Kort Geding tegen de Staat der Nederlanden/Defensie in gang te zetten bij de civiele rechter stel ik u in de gelegenheid om op zeer korte termijn met mij een bespreking te hebben over deze zaak. Daarbij zal tevens aanwezig zijn de heer Mr.T.J.J. van Dijk, voorheen werkzaam bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuyn Advocaten.

Tot deze stap ben ik gekomen nu ik de overtuiging heb gekregen dat deze zaak niet goed door Defensie wordt behandeld, maar bovendien ik nadrukkelijk de wens heb, gezien de korte levensverwachting van cliënt, zijn zaak te regelen, zonodig door het instellen van een Kort Geding.

Tot slot deel ik u namens cliënt mede dat het uw dossierbehandelaarster niet meer is toegestaan inzage te hebben in de persoonlijke gegevens van cliënt en het verdere verloop van zijn zaak. Dringend wordt verzocht om een andere (externe) behandelaar(ster).

Ik wacht derhalve op uw spoedige telefonische berichten waarbij ik gaarne verneem of u een bespreking wenst.



Met vriendelijke groet,

Johannes de Bruin
Letselschade Haaglanden




NB: Nog steeds zijn toezeggingen aangaande mijn declaraties door u niet nagekomen. Dat er, zoals door u aangegeven, betaalproblemen zijn bij uw “Betaalkantoor” is geen reden om niet te betalen. Er zijn andere wegen om tot betaalbaarstelling over te gaan. Vertraging wordt door mij niet meer geaccepteerd.


Jan

  • Algemene moderator
  • Senior
  • *****
  • Posts: 476
Re: Defensie zwalkt in schaderegeling PX 10
« Reply #1 on: 22 October 2008, 10:35:22 »
Defensie heeft inmiddels de betreffende zaak in behandeling gesteld van de landsadvocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuyn.

Ik verwacht op korte termijn een uitnoding voor een gesprek tot afwikkeling van de eerste PX 10 zaak.

Johannes de Bruin
Letselschade Haaglanden