Author Topic: Medisch Tuchtcollege en psychiater Koerselman en Duinkerke  (Read 7800 times)

0 Members and 1 Guest are viewing this topic.

Jan

  • Algemene moderator
  • Senior
  • *****
  • Posts: 472
Positieve en negatieve uitspraak centraal tuchtcollege
------------------------------------------------------

door Ynske Jansen


Psychiater Koerselman is uiterst bevooroordeeld tegenover mensen met ziektes
als ME/CVS, fibromyalgie, bekkeninstabiliteit, OPS (organisch
psychosyndroom, veroorzaakt door blootstelling aan oplosmiddelen) en RSI
(Repetitive Strain Injury, vaak misleidend 'muisarm' genoemd). Hij uit zijn
vooroordelen graag in de media en laat ze ook doorklinken in de
onderzoeksrapportages die hij regelmatig op verzoek van rechtbanken,
verzekeringsmaatschappijen en uitvoeringsinstellingen voor sociale
verzekeringen maakt (zie Medium '98-2, '99-1 en '99-2).

Tegen psychiater Koerselman, inmiddels hoogleraar psychotherapie, is een
aantal klachten ingediend, onder andere bij het Regionaal Medisch
Tuchtcollege Amsterdam. De klachten kwamen van  ME-patienten die zich aan
een onderzoek van Koerselman hebben moeten onderwerpen en daardoor zowel
persoonlijk gekwetst zijn als geschaad in hun belangen. Volgens Koerselman
is ME/CVS geen ziekte, maar gaat het om mensen met uiteenlopende
psychiatrische stoornissen. Achter de schermen hebben deze klachten tegen
Koerselman wel enige invloed gehad maar tot nu toe is geen van de klagers
officieel in het gelijk gesteld.

A is één van de gedupeerden. Hij heeft ernstige ME-klachten. In eerste
instantie is de diagnose ME/CVS gesteld. Later bleek dat zijn klachten
veroorzaakt zouden kunnen zijn door een laat ontdekte suikerziekte en de
gevolgen daarvan. Door zijn ziekte heeft hij zijn werk op een
accountantskantoor op moeten geven. Na het eerste ziektejaar kreeg hij twee
jaar een WAO-uitkering. Toen werd hij door het GAK weer arbeidsgeschikt
verklaard, omdat het volgens de verzekeringsarts 'lang genoeg geduurd had'.
Maar hij was nog steeds niet staat om te werken. Hij ging in beroep en de
Arrondissementsrechtbank Utrecht stelde hem in het gelijk. Het GAK ging
echter in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep benoemde psychiater
Koerselman als deskundige. Koerselman stelde een 'schizoïde
persoonlijkheidsstoornis' als diagnose. Deze stoornis zou A niet ongeschikt
voor zijn werk maken. Koerselman stelde dat de klachten niet reëel waren,
maar voorgewend en suggereerde sterk dat geldelijk gewin hierbij het motief
was.  Dit oordeel was doorslaggevend voor de Centrale Raad van Beroep die
concludeerde dat het GAK terecht de WAO-uitkering had ingetrokken.


Regionaal Tuchtcollege

Het rapport van Koerselman waar de CRvB zijn uitspraak op baseerde deed de
waarheid zo'n geweld aan dat A zich hier niet bij neer kon leggen. Hij
ervaarde het als diep grievend en hoogst onrechtvaardig en diende een klacht
in bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege Amsterdam. Hierbij werd hij
geholpen door het Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg Signaal.
Zijn klacht kwam erop neer dat Koerselman zijn benoeming als deskundige niet
had mogen aanvaarden vanwege zijn vooroordelen ten aanzien van de diagnose
ME/CVS.  Bovendien had hij een onjuiste diagnose gesteld en verzuimd
informatie op te vragen van de behandelend internist.

Het Regionaal Tuchtcollege stelde A op 26 oktober 1999 in het ongelijk. Een
zitting vond niet plaats. Omdat Koerselman door de CRvB tot deskundige was
benoemd zou het Tuchtcollege slechts marginaal hoeven te toetsen. Het
Tuchtcollege heeft daarom uitsluitend de interne consistentie van
Koerselmans rapport onderzocht en niet of de daarin vermelde feiten op
waarheid berusten.

A gaat in hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg. Ditmaal laat hij zich bijstaan door een advocaat, mevrouw
mr. A.M. Vogelzang uit Amsterdam.

Op 14 december 2000 vindt in het Paleis van Justitie in Den Haag de openbare
zitting van het Centraal Tuchtcollege over deze zaak plaats. A is aanwezig
met zijn advocate. Ook Koerselman heeft een advocate meegenomen. De
Steungroep heeft twee vertegenwoordigers gestuurd als waarnemer en om A de
nodige morele steun te bieden. Het is de eerste soortgelijke zaak voor het
Centraal Tuchtcollege die bij de Steungroep bekend is. Verder zijn nog
ongeveer veertig belangstellenden aanwezig. De spanning wordt nog opgevoerd
doordat de zitting 50 minuten te laat begint.

Het tuchtcollege bestaat uit vijf personen: drie juristen en twee artsen. De
voorzitter is Mr. J.J.R. Bakker. De artsen zijn prof. dr. P.P.G. Hodiamont,
psychiater en dr. C. Hermann, tevens tweede kamerlid voor Groen Links.

Mr. Vogelzang houdt een indrukwekkend betoog. Zij stelt dat het spijtig is
dat het Regionaal College Amsterdam het deskundigenrapport van Koerselman
niet expliciet heeft getoetst aan de criteria waaraan deskundigenrapporten
volgens de tuchtrechtelijke jurisprudentie moeten voldoen. Zij vat deze
criteria als volgt samen: [cursief aan]"Het rapport van verweerder moet
getuigen van voldoende en op juiste wijze verricht onderzoek met als
resultaat feiten, omstandigheden en bevindingen die de gronden ondersteunen,
terwijl die gronden op hun beurt weer de conclusie moeten ondersteunen en
rechtvaardigen. Daarbij gelden als bijkomende voorwaarden dat het rapport
objectief moeten zijn en dat de deskundige zich moet beperken tot het eigen
deskundigheidsterrein."[cursief uit].


Rapport voldoet niet aan criteria

Mr. Vogelzang stelt dat het rapport van Koerselman hieraan niet voldoet. Ten
eerste baseert hij zijn conclusies op aannames die aantoonbaar in strijd
zijn met de feiten. Koerselman is er ten onrechte vanuit gegaan dat de
diabetes mellitus (suikerziekte) goed gereguleerd was en dat er geen
neurologische afwijkingen waren. Dit omdat hij geen schriftelijke informatie
heeft opgevraagd van de behandelend internist. Ook heeft hij zich, in strijd
met de voorschriften van de artsenorganisatie KNMG, niet schriftelijk door
de huisarts laten informeren maar slechts telefonisch. Bovendien heeft hij
een schriftelijke weergave van dit telefoongesprek niet ter bevestiging aan
de huisarts voorgelegd. Verder heeft hij geen kennisgenomen van de inhoud
van een brief van een geconsulteerd neuroloog. Daardoor is hem ontgaan dat
deze neuroloog polineuropathie (gevoelsstoornissen aan de voeten) heeft
geconstateerd. Uit zijn telefoongesprek met de huisarts heeft hij dus ten
onrechte de conclusie getrokken, dat er geen sprake is van een lichamelijke
stoornis.

Ten tweede veegt Koerselman de diagnose die is gesteld door een deskundige
van de arrondissementsrechtbank Utrecht zonder enige motivatie van tafel en
doet hij, in strijd met het oordeel van deze deskundige, de klachten en
beperkingen van A af als 'vaag en uiterst aspecifiek'. De deskundige,
zenuwarts Pruyt was tot de conclusie gekomen dat A volledig
arbeidsongeschikt is. Dit oordeel werd gedeeld door behandelend neuroloog
Koetsier. Volgens mr. Vogelzang had Koerselman de door andere deskundigen
gestelde diagnoses niet mogen verwerpen zonder daarvoor goede gronden aan te
voeren.

Mr. Vogelzang voert ten derde aan dat Koerselman eerst zijn diagnose stelt
(schizoïde persoonlijkheidsstoornis) en dan, in strijd met de feiten, de
gezondheidstoestand en het leven van A zodanig interpreteert, dat dit binnen
die diagnose past. Als voorbeeld voert zij aan dat A volgens Koerselman
sociale contacten uit de weg zou gaan, terwijl hij in werkelijkheid via
werk, studie, kerkelijke activiteit en familie en vrienden wel degelijk
goede sociale contacten onderhield. Uitgaande van de feiten voldoet A
slechts aan één van de zeven criteria voor de door Koerselman gestelde
diagnose, die dan ook niet onderbouwd kan worden.

Ten vierde wijst mr. Vogelzang op een aantal belangrijke tegenstrijdigheden
in Koerselmans rapport. Deze leiden er zelfs toe dat Koerselman, in strijd
met andere onderdelen van zijn rapport en in strijd met de feiten,
suggereert dat A zou simuleren en alleen op geldelijk gewin uit zou zijn.

Ten vijfde stelt mr. Vogelzang, dat Koerselman zijn conceptrapport eerst met
A had moeten bespreken, dit op grond van eerdere jurisprudentie van het
Centraal Tuchtcollege.

Tot slot stelt zij voor om de tuchtrechtelijke jurisprudentie op een
belangrijk punt uit te breiden. Zij verwijst naar een uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhem naar aanleiding van een geschil tussen een
Whiplash-patiënt en een verzekeringsmaatschappij: [cursief aan]"De te
benoemen deskundige dient een persoon te zijn van wie mag worden verwacht
dat hij een onafhankelijk en onpartijdig oordeel kan geven, die zelfs niet
de schijn van partijdigheid heeft en tegen wiens benoeming tot deskundige
geen van partijen in redelijkheid bezwaar kan hebben."[cursief uit] Zij
stelt voor om dit neutraliteitsvereiste als criterium te hanteren.
Koerselman heeft zich in de publiciteit herhaaldelijk in negatieve zin over
de diagnose ME/CVS uitgelaten en voldoet daarom niet aan dit vereiste. Tot
zover het betoog van Mr. Vogelzang.


Kritische vragen Tuchtcollege

De advocate van Koerselman, mevrouw mr. Van der Windt, bleek zich niet op
een inhoudelijke behandeling te hebben voorbereid. Het enige wat zij te
melden had was dat Koerselman niets te verwijten valt. Voor vragen verwees
zij naar hemzelf. Vervolgens stelde de voorzitter van het Tuchtcollege een
aantal kritische vragen:
Hoe kon Koerselman tot de conclusie komen dat de vermoeidheidsklachten niet
significant waren, terwijl uit zijn anamnese blijkt dat die het leven van
betrokken sterk bepalen?
Hoe heeft Koerselman een conclusie kunnen trekken uit de gebrekkige
informatie die hij had over de suikerziekte van betrokkene?
Is Koerselman van mening dat betrokkene simuleerde?
Op grond van welke kenmerken is Koerselman tot de diagnose schizoïde
persoonlijkheidsstoornis gekomen?

Koerselman probeerde door veel omhaal van woorden ontwijkend te antwoorden,
maar dat stond de voorzitter niet toe. De antwoorden bleven onbevredigend.


Teleurstellende uitspraak

De uitspraak heeft lang op zich laten wachten, meer dan 3 maanden. En die is
heel teleurstellend, niet alleen voor A maar voor iedereen die belang heeft
bij zorgvuldige en onbevooroordeelde medische rapporten. In zijn uitspraak
(29 maart 2001, 00/041) concludeert het College: "Gelet op de aan de arts
gestelde vragen en de toegezonden gedingstukken heeft naar het oordeel van
het College de arts op de juiste wijze onderzoek verricht naar de feiten en
omstandigheden en vervolgens in zijn rapport op inzichtelijke en consistente
wijze uiteengezet op welke gronden de conclusie van het rapport steunt."

In de uitspraak wordt nauwelijks op de door advocate Vogelzang aangevoerde
argumenten ingegaan net zo min als op de kritische vragen die het College
zelf tijdens de zitting stelde. Wel merkt het College nog het volgende op:
"Daarbij heeft de arts voldoende onderkend, dat de aandoening ME omstreden
of wellicht in medisch opzicht moeilijk te objectiveren is. Aan de vraag of
klager lijdt aan de aandoening ME of CVS komt de arts niet toe nu hem uit
het gesprek met klager is gebleken, dat deze inmiddels niet meer lijdt aan
bepaalde klachten die verband zouden kunnen houden met die aandoeningen."
Dit is wel zeer merkwaardig, gezien wat tijdens de zitting door het College
zelf is aangevoerd, namelijk dat uit de anamnese blijkt dat het leven van
A -nog steeds- sterk wordt bepaald door vermoeidheidsklachten!


Vraagstelling Centrale Raad van Beroep moet anders

Het enige lichtpuntje in deze uitspraak is misschien dat het College stelt
dat de vraagstelling van de Centrale Raad van Beroep aan Koerselman de
leidraad vormt voor de beoordeling van diens onderzoek en rapportage. Deze
vragen vormen "immers het kader . waarbinnen de arts moet werken", aldus het
College. In theorie had een andere vraagstelling tot een andere beoordeling
kunnen leiden.

Tot nu toe zetten de rechtbanken en de CRvB hun deskundigen vaak al via de
vraagstelling van het onderzoek op het verkeerde been. Vaak neemt de vraag
of er lichamelijk afwijkingen zijn gevonden die de gezondheidsklachten
zouden kunnen verklaren daarin een prominente plaats in. Maar daar zou
verandering in kunnen komen. Op 19 december 2000 hield mr. T.L. de Vries,
raadsheer bij de CRvB, een inleiding op een bijeenkomst van het Kennisnet
sociale zekerheid. Daar legde ik hem de vraag voor of  het Schattingsbesluit
Arbeidsongeschiktheidswetten er niet toe zou moeten leiden dat de CRvB de
vraagstellingen voor medisch deskundigenonderzoek anders gaat formuleren en
dat de CRvB eisen gaat stellen aan het onderzoek van medisch deskundigen,
conform de eisen die in het Schattingsbesluit gesteld worden aan het
onderzoek van verzekeringsgeneeskundigen. Het antwoord was dat hier nog geen
werk van was gemaakt, maar dat dit probleem wel was gesignaleerd. Wanneer de
CRvB hier werkelijk serieus mee bezig zou gaan, zou dat naar mijn mening
moeten betekenen dat de samenwerking met een aantal vaste deskundigen zou
moeten worden beëindigd. Er zou immers op een fundamenteel andere wijze dan
tot nu toe onderzoek verricht moeten worden.


Uitspraak over klacht tegen Duinkerke positief

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft op dezelfde datum
nog een uitspraak gedaan over een klacht van een ME-patiënte tegen een
psychiater, in dit geval psychiater Duinkerke te Eindhoven (29 maart 2001,
99/272). In tegenstelling tot A was zij eerder door het Regionaal
Tuchtcollege Eindhoven in het gelijk gesteld. Duinkerke is tegen de
uitspraak en de waarschuwing die hij als maatregel kreeg opgelegd in beroep
gegaan. (zie Medium '99-4 en 2000-2).
Het Centraal Tuchtcollege neemt op belangrijke punten het oordeel van het
Regionaal College over: "De arts heeft geen psychiatrische grond gevonden
waarom klaagster geen arbeid zou kunnen verrichten. Hij heeft somatische
afwijkingen niet uitgesloten. Het zou daarom juist geweest zijn indien hij
zich wat betreft de belastbaarheid van klaagster wegens somatisch lijden
terughoudender had uitgedrukt, omdat hij de door hem aangenomen
arbeidsgeschiktheid van klaagster niet kan onderbouwen vanuit de
psychiatrische diagnose." De maatregel van waarschuwing blijft gehandhaafd.
Daardoor staat betrokkene een stuk sterker in de onderhandelingen met haar
verzekeringsmaatschappij over een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid.

Het verschil tussen beide oordelen is opvallend. Het is onbekend wat zich
binnenskamers bij het Centraal Tuchtcollege heeft afgespeeld. Zou het waar
zijn dat dit College in principe het oordeel van de regionale tuchtcolleges
volgt? Of zou statusverschil een rol spelen? Psychiater Duinkerke is geen
hoogleraar en geen prominente mediagast zoals Koerselman. Zou het College
Koerselman niet hebben willen of durven aanpakken? Of heeft Koerselman zijn
vooroordelen in zijn rapportage gewoon slimmer gecamoufleerd dan Duinkerke?


Verwijzingen:
Medisch Contact, 5 december 1997, p. 1547 en 1548
Medisch Contact,  16 juli 1999, p. 1015 t/m 1017
Medisch Contact, 14 april 2000, p. 554 t/m 557
Beschikking Gerechtshof Arnhem, 17 maart 1998 (gepubliceerd in Verkeersrecht
onder nummer 123)
'Wat kun je doen tegen een ongunstig medisch rapport?', Medium '99-4, p.
48-50
'Informatiebundel Koerselman' (zie het overzicht van Steungroepuitgaven
elders op onze website)